4H Vergelijkingsopdracht
Boven de opdracht moet staan: de titels van de boeken + de namen van de auteurs + jaar van eerste uitgave.
De opdracht bestaat uit zes onderdelen.
1. samenvattingen
2. perspectief
3. motieven en thema
4. sleutelfragment(en)
5. vraag aan de auteur
6. literatuuropvatting
De opdracht moet in totaal (incl. samenvattingen, maar excl. citaten) minstens 1000 en maximaal 1750 woorden bevatten.
1. Samenvatting(en)
Maak een korte samenvatting van het verhaal (zelf geschreven), dus niet letterlijk van het internet of van de achterkant van het boek. Voor beide boeken één korte samenvatting (voor elke samenvatting max. 250 woorden).
2. Perspectief
-
Beschrijf het perspectief van de beide boeken, en geef uit elk boek twee citaten om je antwoord te illustreren (in totaal vier citaten).
-
Wat is het effect van beide perspectieven op jouw lezerservaring?
-
Welk boek vind je het leukst, als je kijkt naar het effect van het perspectief? Leg uit.
3. Motieven & thema
-
Beschrijf uit beide boeken een motief, geef twee citaten (in totaal dus vier citaten) waarin dat motief terugkomt.
-
Koppel het motief aan het thema van het boek.
-
In welk boek vind je de koppeling motief-thema het best? Leg uit.
4. Sleutelfragment
Een sleutelfragment is een moment in het boek waarin een belangrijke wending plaatsvindt, vaak is het sleutelfragment te koppelen aan enkele belangrijke thema’s uit het boek.
-
Geef een citaat van het sleutelfragment uit beide boeken.
-
Waarom heb je deze fragmenten aangeduid als sleutelfragment? Geef per boek een motivatie.
-
Vergelijk beide sleutelfragmenten met elkaar. Valt je iets op aan jouw keuze? Komen de fragmenten in essentie overeen met elkaar, of juist niet? Leg uit.
5. Contextinformatie in verband brengen met het boek
Auteurs maken bewuste keuzes in hun boeken. Niets is toeval: de auteur kiest voor wat de hoofdpersoon voor soort personage is, voor het perspectief, voor wat je wel en niet te weten komt, welke motieven en thema’s van belang zijn etc. Welke keuze de auteur maakt, is vaak afhankelijk van wat de schrijver met het boek wil bereiken: een spannend boek schrijven, een maatschappelijk thema bespreekbaar maken, kritiek hebben op iets, noem maar op. Om hierachter te komen, is het vaak handig om contextinformatie op te zoeken: een recensie uit het jaar dat het boek is verschenen bijvoorbeeld, informatie over (het leven van) de auteur of informatie over boeken van de auteur.
-
Leg een verband tussen het boek en het leven van de auteur. Haal je informatie uit een recensie of uit de informatie over de auteur (biografie). Vermeld de gebruikte bronnen. Doe dit voor beide boeken.
-
In welk boek is de verband tussen het boek en het leven van de auteur het sterkst? Leg uit.
6. Literatuuropvatting
Aan het einde van 5 havo moet je tijdens de leeskring in staat zijn jouw literatuuropvatting te beschrijven. Hierbij moet je in staat zijn iets te zeggen over wat jij een goed boek vindt en waarom, gebruikmakend van verschillende literaire begrippen.
-
Beschrijf jouw huidige literatuuropvatting: aan welke kenmerken moet een literair boek voldoen?
-
Welk van de twee boeken voldoet het meest aan jouw literatuuropvatting? Met andere woorden: welk boek heeft in jouw ogen de meeste literaire kwaliteit? Leg uit.