Tijd en Ruimte - blok 1
Beantwoord de onderstaande vragen zo duidelijk mogelijk. Voeg deze opdracht aan je fictie-/schrijfdossier toe. Gebruik voor je antwoorden de literaire termen zoals je die geleerd hebt uit het boek (Fictie H1).
A: Tijd
1) Beschrijf de vertelde tijd in het verhaal. Neem in je omschrijving de volgende aspecten (als ze aanwezig zijn) op en beschrijf deze en geef voorbeelden:
-
versnelling
-
vertraging
-
tijdsprong
2) Beschrijf de volgorde waarin alles gebeurt. Neem in je omschrijving de volgende aspecten (als ze aanwezig zijn) op en beschrijf deze en geef voorbeelden:
-
flashback
-
flashforward
Je hoeft natuurlijk niet elk fragment te noemen waarbij de auteur dit doet, maar noem er enkele en geef aan hoe dit gebeurt. Wees concreet en noem dus details, citeer en beargumenteer je antwoord niet in algemene termen.
3) Waarom denk jij dat de schrijver deze literaire ‘kunstgrepen’ heeft gebruikt? Wat voor effect had het op jou of zal in ieder geval de auteur ermee beogen? Beargumenteer!
B: Ruimte
4) Geef een beschrijving van de ruimte/sfeer in het boek. Wees zo uitgebreid mogelijk en denk naast de plaats van handeling ook aan elementen als weer, tijdstip en sociale omstandigheden.
5) Kies een fragment uit het boek dat volgens jou veel spanning bevat:
· Omschrijf dit fragment, noem het paginanummer en leg uit waarom jij dit fragment zo spannend vindt.
· Hoe spelen de beschrijving van ruimte en tijd hier een rol bij?
· Benoem tevens vanuit wiens perspectief je het voorval beleeft. Heeft de schrijver volgens jou bewust dit type perspectief gekozen en waarom?
C: Als ik de schrijver was, dan…
Het komt zelden voor dat een schrijver in jouw ogen alles perfect doet. Jij als lezer weet dat als geen ander. Je zult passages gewaardeerd hebben, maar er zijn vast ook momenten geweest dat je jezelf moest dwingen ‘even door te zetten’ om verder te komen in het verhaal. Vaak mis je dan iets aan spanning, actie of mogelijkheid om je in te leven.
6) Wat zou jij aan het verhaal veranderen als dat zou kunnen? (antwoord ‘niets’ is geen optie) en wat is volgens jou het effect van deze verandering op het verhaal? Noteer voor de volgende drie verhaalelementen het effect op het verhaal.
-
Verandering van een personage
-
Verandering van ruimte
-
Verandering van tijd
7) Herschrijf één fragment waarin jouw verandering goed zichtbaar is in min. 150- max.300 woorden.
Tips:
· Je werkt je opdracht uit in lopende alinea’s waarin je deelonderwerpen herkenbaar zijn in de kernzin. De rest van de alinea is uitwerking.
· Beargumenteer concreet. Noem voorbeelden, citeer en noem bv representatieve fragmenten uit het boek of. Dit wordt ook in de bovenbouw van je verwacht. Geen Wikipedia of andere internetverslagen.
· Jouw mening is van belang. Daarin is niets goed of fout. Alles staat of valt met je argumentatie. Laat zien dat JIJ nagedacht hebt over het boek.
· Controleer je zinsbouw. Komt je boodschap helder over?
Eindbeoordeling:
-
Inhoud
-
- Aftrek spelling (met name werkwoordspelling)
-
- Aftrek Vorm/Taal (zinsbouw, variatie, kloppende alinea’s, titel en lay-out)